Gorik Ooms, beleidsadviseur bij HERW!N en mensenrechtenexpert verbonden aan de Universiteit Gent
2023/08
Juli 2023 was de warmste maand die ooit op aarde werd gemeten.
In december 1968 schreef Garrett Hardin zijn beroemde (en beruchte) essay, The Tragedy of the Commons. Hardin had de mosterd gehaald bij William Forster Lloyd, die in 1833 in zijn Two Lectures on the Checks to Population het voorbeeld gebruikte van een stuk grond dat van niemand (of van iedereen dus) was, waar alle boeren hun schapen mogen laten grazen – tot de grond onvermijdelijk helemaal uitgeput geraakt. Zowel Lloyd als Hardin gebruikten de metafoor van een commons – meent in het Nederlands – als argument om te pleiten voor overheidsinterventie in bevolkingsgroei. Anderen gebruikten de metafoor om te pleiten voor de privatisering van alle meenten.
Ondertussen zijn zowel de idee dat meenten per definitie zelfdestructief zijn als de idee dat teveel mensen op deze planeet onvermijdelijk leiden tot het onleefbaar worden van deze planeet tenminste gedeeltelijk achterhaald. Dat de klimaatontwrichting niet veroorzaakt wordt door teveel mensen, maar door de extreme overconsumptie van een beperkt aantal mensen, heeft Tine Hens helder uitgelegd in Het is allemaal de schuld van de Chinezen! Elinor Ostrom zocht en vond in alle uithoeken van de wereld meenten die wel succesvol beheerd worden. Bijvoorbeeld, 80% van de Zwitserse alpenweiden zijn meenten die al sinds de middeleeuwen beheerd worden door de boeren zelf, die onderling afspraken maken over hoeveel koeien elke boer mag houden. In Governing the Commons: The Evolution of Institutions for Collective Action legt Ostrom – die voor haar werk overigens de Nobelprijs Economie kreeg – uit hoe noch privatisering, noch overheidsingrijpen, absoluut noodzakelijk zijn om een meent te beheren.
Kunnen we de principes die Ostrom distilleerde uit haar voorbeelden gebruiken om de klimaatontwrichting tegen te gaan? Volgens Ostrom’s eerste principe moeten we dan heel duidelijk bepalen wat de meent in kwestie is. ‘Het klimaat’ lijkt dan niet het meeste geschikte uitgangspunt; de atmosfeer is volgens mij duidelijker. Alle mensen, alle landen, ‘gebruiken’ dezelfde atmosfeer: de zuurstofmoleculen die we vandaag inademen hingen gisteren honderden kilometers ver van hier in de lucht; de koolstofdioxidemoleculen die we vandaag uitstoten hangen morgen honderden kilometers ver van hier in de lucht. De centrale vraag is dus: hoe kunnen we dit gebruik van de atmosfeer regelen?
De atmosfeer als uitgangspunt nemen verduidelijkt meteen ook dat de klassieke oplossingen niet kunnen werken. We kunnen de atmosfeer niet privatiseren. Overheidsregulering toepassen wordt, in afwezigheid van een mondiale overheid, ook een harde noot om te kraken. Aldus bekeken is de uitdaging van een honderdtal boeren die dezelfde Alpenweide gebruiken vergelijkbaar met de uitdaging van 200 landen die dezelfde atmosfeer gebruiken.
Volgend het tweede principe van Ostrom moeten de verdeelsleutels van de meent – of van het beheer van de meent – rekening houden met de noden van alle gebruikers. En precies daar lopen de onderhandelingen nu al decennia lang spaak. Dat we met zijn allen al meer koolstofdioxine in de atmosfeer pompen dan die kan verwerken – waardoor sommige landen zouden moeten afbouwen vooraleer andere landen zouden mogen opbouwen – maakt het er niet eenvoudiger op. Maar ook voor we dat punt bereikten slaagden de vertegenwoordigers van 200 landen er niet in om een verdeelsleutel overeen te komen. Het is ook niet eenvoudig. Vertrek je van een budget per persoon of een budget per land? (Per persoon ‘verbruikt’ België meer dan China, per land gemeten is het uiteraard omgekeerd.) Indien we per persoon gaan meten, mogen we dan verwachten dat landen zich aan een maximum aantal inwoners houden – en dat andere landen dat maximum voor elk land mee mogen bepalen? Hou je rekening met vroegere emissies die nog altijd in de atmosfeer hangen? Reken je de emissies voor aluminium geproduceerd in Mozambique maar gebruikt in België bij het ene of bij het andere land? Hebben landen die nog aan het begin van hun industrialisering staan recht op een groter budget – of net een kleiner budget, omdat ze het nog niet nodig hebben?
Volgens mij is het de plicht van ons allemaal, en voor juristen – vertrouwd met principes van rechtvaardigheid en met het smeden van regels daarvoor – in het bijzonder, om langer en dieper over die vragen na te denken. Al was het maar om kritisch na te denken over de eerstvolgende grafiek in de krant die de emissiecijfers per land weergeeft – onschuldig is die praktijk immers niet.
P.S. Voor de andere zes principes van Ostrom heb ik helaas geen plaats mee, maar je kan ze eenvoudig terugvinden op het internet – al zou ik haar boek Governing the commons absoluut aanraden.